mies

Niet te verwarren met: Mies

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mies    (hulp, bestand)
  • IPA: /mis/
Woordafbreking
  • mies
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch [1], waarschijnlijk via Duits mies, in de betekenis van “ongunstig” als Bargoense term voor het eerst aangetroffen in 1916 [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen miesmiesermiest
verbogen miesemieseremieste
partitief miesmiesers-

Bijvoeglijk naamwoord

mies

  1. (Jiddisch-Hebreeuws), (informeel) ongunstig, lelijk, akelig
  2. slecht, beroerd
    • Ik voel me mies. 
  3. bangelijk
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord mies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  mies    (hulp, bestand)
  • IPA: /miːs/
Woordafbreking
  • mies
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Jiddisch מיאוס (mies) ergerlijk, “afschuw opwekkend”, uit Hebreeuws מאיס (meʾīs) slecht, verachtelijk, voor het eerst aangetroffen in de 19e eeuw in Berlijn [1], vervolgens in de algemene jongerentaal tussen 1900 en 1930. [2]

Bijvoeglijk naamwoord

mies

  1. (spreektaal) ergerlijk, akelig
  2. (spreektaal) gemeen, akelig
  3. (spreektaal) miserabel, waardeloos

Verwijzingen

  1. Friedrich Kluge, bearbeitet von Elmar Seebold
    “Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache”, 24., durchgesehene und erweiterte Auflage (2001), Walter de Gruyter, Berlin/New York, p. 618
  2. Weblink bron “Von knorke bis gaga – die Entwicklung der Jugendsprache” (2 juni 2008) op Spiegel.de

Fins

Zelfstandig naamwoord

mies

  1. man
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.