monarchie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: monarchie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mo·nar·chie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘keizerrijk, koninkrijk’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1]
- met het voorvoegsel mono- en met het achtervoegsel -archie [2]
- afgeleid van monarch met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monarchie | monarchieën |
verkleinwoord | monarchietje | monarchietjes |
Zelfstandig naamwoord
de monarchie v
Hyponiemen
- bananenmonarchie, donaumonarchie, dubbelmonarchie
Verwante begrippen
Vertalingen
1. is van origine een regeringsvorm waarbij alle macht bij één persoon berust
Gangbaarheid
- Het woord monarchie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "monarchie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "monarchie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ monarchie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
monarchie | la monarchie | monarchies | les monarchies |
Zelfstandig naamwoord
monarchie v
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
monarchie
Urkers
Zelfstandig naamwoord
monarchie
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.