monumentendag

Niet te verwarren met: Monumentendag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  monumentendag    (hulp, bestand)
  • IPA: /monyˈmɛntə(n)ˌdɑx/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • mo·nu·men·ten·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord monumentendag monumentendagen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demonumentendagm

  1. (cultuur) datum (vaak jaarlijks terugkerend) waarop extra aandacht wordt gegeven aan cultureel erfgoed
     Een inwoner van Gouda raakte op een monumentendag zo in de ban van plaatselijke legendes over onderaardse gangen dat hij spontaan de schop ter hand nam en onder zijn huis begon te graven.[2]
      Daarnaast werd, reeds sedert 1899, jaarlijks, een monumentendag gehouden, waarvan het comité thans met den Bond „Heimatschutz" samenwerkt, en om de twee jaar een gemeenschappelijke vergadering voor monumentenzorg en heemschut houdt.[3]
Opmerkingen
  • Als het als een algemene aanduiding voor dit type evenementen wordt gebruikt, is dit woord een soortnaam die met een kleine letter wordt geschreven. Gaat het om concrete evenementen wordt het met een hoofdletter "Monumentendag" geschreven, volgens spellingregel 16.A.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'monumentendag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Haro Hielkema
    “Monumentendag is meer dan een uit de hand gelopen braderie” (12 september 1998) op trouw.nl
  3. Weblink bron Het bouwkunsting element bij de bescherming van de schoonheid van Nederland. in: Algemeen Handelsblad (29 december 1911), P. den Hengst en Zoon, Amsterdam, p. 9 (7) kol. 3
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.