moot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moot    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • moot
Woordherkomst en -opbouw
  • Mogelijk van het Proto-Germaanse werkwoord *maitan-, Indo-Europees *meiH-. [1]. In de betekenis van ‘schijf’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord moot moten
verkleinwoord mootje mootjes

Zelfstandig naamwoord

demootv/m

  1. (afgesneden) reepje of schijfje
  2. (voeding) een gesneden stuk vis
    • In het blikje zit een moot tonijn. 
Uitdrukkingen en gezegden

[1]

  • In mootjes hakken
Vernietigen, niets heel laten van

Gangbaarheid

  • Het woord moot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  moot (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:
enkelvoud meervoud
moot moots

Zelfstandig naamwoord

moot

  1. (juridisch), (historisch) volksvergadering
  2. (juridisch) procesnabootsing
vervoeging
onbepaalde wijs to  moot 
he/she/it  moots 
verleden tijd  mooted 
voltooid
deelwoord
 mooted 
onvoltooid
deelwoord
 mooting 
gebiedende wijs  moot 

Werkwoord

moot

  1. overgankelijk aansnijden [2], opperen, ter discussie stellen, ter sprake brengen
stellend vergrotend overtreffend
mootmootermootest

Bijvoeglijk naamwoord

moot

  1. betwistbaar, discutabel
  2. onbeslist
  3. (onderwijs) academisch, (puur) theoretisch
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.