move

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  move    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • move

Werkwoord

vervoeging van
moven

move

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moven
    • Ik move. 
  2. gebiedende wijs van moven
    • Move! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moven
    • Move je? 
  4. aanvoegende wijs van moven

Gangbaarheid

  • Het woord move staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  move (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /muv/
enkelvoud meervoud
move moves

Zelfstandig naamwoord

move

  1. beweging, zet [1]
  2. (wonen) verhuizing
vervoeging
onbepaalde wijs to  move 
he/she/it  moves 
verleden tijd  moved 
voltooid
deelwoord
 moved 
onvoltooid
deelwoord
 moving 
gebiedende wijs  move 

Werkwoord

move

  1. overgankelijk bewegen [2]
  2. overgankelijk verplaatsen
  3. onovergankelijk zich bewegen
  4. onovergankelijk, (wonen) verhuizen
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.