nier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nier    (hulp, bestand)
  • IPA: /nir/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • nier
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord via Middelnederlands niere van Oudnederlands nieri, eind 13e eeuw aangetroffen als eerste deel in de samenstelling nieribeddi en in de betekenis van ‘een orgaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord nier nieren
verkleinwoord niertje niertjes

Zelfstandig naamwoord

denierv/m

  1. (anatomie) een van beide organen in de onderrug die het bloed zuiveren van afvalstoffen en deze uitscheiden in de urine
     De meeste mensen bezitten twee nieren en kunnen er daarvan één missen. Zelfs als reserveonderdeel is die extra nier niet nodig.[4]
  2. (voeding) gerecht bereid uit dierlijke organen die het bloed zuiveren
     Als Joyces Leopold Bloom, terug van de slager, een nier bakt en in de werveling van geuren staat, sist de nier in de pan, stijgen de aroma’s om hem op (…)[5]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nier
niais
nié
eerste groep volledig

Werkwoord

nier

  1. ontkennen; (ver)loochenen.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.