ondergoed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ondergoed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈondərɣut/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɔn.dər.ˌχut/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔn.dər.ˌɣut/
    • (Limburg): /ˈɔn.dər.ˌɣud/
Woordafbreking
  • on·der·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ondergoed -
verkleinwoord ondergoedje ondergoedjes

Zelfstandig naamwoord

hetondergoedo

  1. (kleding) kleding die direct op het lichaam gedragen wordt, doorgaans nog onder andere kleding
    • Hij stond zich in zijn ondergoed af te vragen welk pak hij vandaag aan moest trekken. 
  2. (landbouw) de bladeren van de tabaksplant vlak boven de grond of net daarboven, die een tabak van mindere kwaliteit opleveren
Synoniemen
Antoniemen
  • [2]: bestgoed, bestegoed
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ondergoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.