opklaren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opklaren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɔpklarə(n)/
Woordafbreking
  • op·kla·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klaar (doen) worden’ voor het eerst aangetroffen in 1641 [1]
  • samenstelling van  op bw  en  klaren ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opklaren
klaarde op
opgeklaard
zwak -d volledig

Werkwoord

opklaren

  1. onpersoonlijk (meteorologie) Het ontstaan van open plekken in wat een gesloten wolkendek was
    • Plotseling klaarde het op en brak de zon door. 
  2. ergatief bij uitbreiding een zonniger aanblik vertonen
    • Het leek of de gezichten in de zaal een beetje opklaarden. 
Verwante begrippen
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands

betrekkenbliksemendauwendonderendooiengietenhagelenijzelenmiezerenmistenmotregenennevelen
onwerenopklarenplenzenplensregenenregenensneeuwenstormenstortregenenvriezenwaaienweerlichten

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opklaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.