regenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  regenen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈreɣənə(n)/
Woordafbreking
  • re·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
regenen
regende
geregend
zwak -d volledig

Werkwoord

regenen

  1. onpersoonlijk (meteorologie) het vallen van neerslag in de vorm van waterdruppels
    • Het zal snel gaan regenen. 
     Het was al jaren kurkdroog geweest in Californië, dus ik kon mijn ogen niet geloven toen het opeens uit het niets begon te regenen.[2]
     Het regent in de Mojave zo zelden dat de slapende zaden soms pas na een aantal jaar ontkiemen.[2]
  2. ergatief (figuurlijk) in grote aantallen neerkomen, in grote hoeveelheden gegeven of uitgedeeld worden
    • De vuistslagen regenden op zijn lichaam. 
    • Het regent complimentjes. 
Verwante begrippen
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands

betrekkenbliksemendauwendonderendooiengietenhagelenijzelenmiezerenmistenmotregenennevelen
onwerenopklarenplenzenplensregenenregenensneeuwenstormenstortregenenvriezenwaaienweerlichten

Uitdrukkingen en gezegden
  • Het regent dat het giet.
Het regent hard
  • Het regent pijpenstelen.
Het regent hard ("in rechte stralen")
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord regenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. regenen op website: Etymologiebank.nl
  2. 1 2
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.