stormen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stormen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɔrmə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈstɔr.mə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstɔr.mə(n)/
Woordafbreking
  • stor·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hard waaien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stormen
stormde
gestormd
zwak -d volledig

Werkwoord

stormen

  1. onovergankelijk onpersoonlijk (meteorologie) bijzonder sterk waaien
    • Het stormde geweldig die nacht en er verging een aantal schepen. 
  2. ergatief bijzonder snel bewegen
    • De bel ging en de kinderen stormden naar buiten. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands

betrekkenbliksemendauwendonderendooiengietenhagelenijzelenmiezerenmistenmotregenennevelen
onwerenopklarenplenzenplensregenenregenensneeuwenstormenstortregenenvriezenwaaienweerlichten

Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

destormenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord storm

Gangbaarheid

  • Het woord stormen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈstɔɾmən /
Woordafbreking
  • stor·men
Naar frequentie 2978

Zelfstandig naamwoord

stormen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van storm

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈstɔɾmən /
Woordafbreking
  • stor·men

Zelfstandig naamwoord

stormen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van storm
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.