oplichting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oplichting    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·lich·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oplichting oplichtingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deoplichtingv

  1. bedrog waarbij men iemand geld of goed afhandig weet te maken
    • Hij was betrokken in vele zaken met betrekking tot oplichting, dus dat is niet iemand waar je zaken mee wilt doen. 
    • “We menen dat Milei deel uitmaakt van een organisatie die oplichting organiseert op historisch grote schaal.” [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oplichting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.