ossenhoeder

Niet te verwarren met: Ossenhoeder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ossenhoeder    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔsə(n)ˌhudər/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • os·sen·hoe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ossenhoeder ossenhoeders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deossenhoederm

  1. (veeteelt) (beroep) (historisch) iemand die op gecastreerde stieren past en ze begeleid wanneer ze iets voorttrekken
     Het is mogelijk een verdeling te maken naar de personen die in de pastorale zangen voorkomen. Zo kunnen we niet alleen bepaalde soorten zangen onderscheiden al naar gelang de erin voorkomende herder een schapen-, geiten- of ossenhoeder is, maar ook naar de werkzaamheden van de erin optredende personen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord ossenhoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    J.L.P. Blommendaal
    “De zachte toon der herdersfluit.” (1987), Hes Uitgevers, Utrecht, ISBN 9061943566, p. 21
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.