ouderdom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ouderdom    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ou·der·dom
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘leeftijd’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Afgeleid van oud met het achtervoegsel -dom [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ouderdom -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deouderdomm

  1. tijd gedurende welke iets bestaat, leeftijd
  2. een veelal hoge leeftijd
Afgeleide begrippen
  • ouderdomsanalyse
  • ouderdomsastma
  • ouderdomsclausule
  • ouderdomsdeken
  • ouderdomsdelirium
  • ouderdomsgebrek
  • ouderdomsgeneeskunde
  • ouderdomsjeuk
  • ouderdomsklacht
  • ouderdomsklasse
  • ouderdomskring
  • ouderdomskunde
  • ouderdomskundig
  • ouderdomskwaal
  • ouderdomsneerslachtigheid
  • ouderdomspensioen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ouderdom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.