ovarium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ovarium    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ova·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘eierstok’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse ovum (ei) met het achtervoegsel -arium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ovarium ovaria
ovariums
verkleinwoord ovariummetje
ovariumpje
ovariummetjes
ovariumpjes

Zelfstandig naamwoord

hetovariumo

  1. (anatomie) geslachtsorgaan van de vrouw waarin eicellen gevormd worden
    • In de ovarium zitten de eicellen opgeslagen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • ovariaal, ovariumcarcinoom, ovariumkanker
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ovarium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.