eierstok

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eierstok    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛijərˌstɔk/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ei·er·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eierstok eierstokken
verkleinwoord eierstokje eierstokjes

Zelfstandig naamwoord

deeierstokm

  1. (anatomie) deel van het geslachtsorgaan van de vrouw waar onbevruchte eicellen bewaard worden
    • In de eierstok zitten de eicellen opgeslagen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eierstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord eierstok eierstokke

Zelfstandig naamwoord

eierstok

  1. (anatomie) eierstok
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.