overtrek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  óvertrek    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈovərˌtrɛk/ (3 lettergrepen)
  • Geluid:  overtrék    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌovərˈtrɛk/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • over·trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overtrek overtrekken
verkleinwoord overtrekje overtrekjes

Zelfstandig naamwoord

óvertrek m en o [1] [2]

  1. een stuk stof dat aangebracht wordt als bedekking van iets, bijvoorbeeld een meubelstuk
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • overtrekpapier, overtreksnelheid
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
overtrekken

overtrék

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrekken
    • Ik overtrek. 
  2. gebiedende wijs van overtrekken
    • Overtrek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrekken
    • Overtrek je? 

Werkwoord

vervoeging van
overtrekken

óvertrek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrekken
    • ... dat ik óvertrek. 

Gangbaarheid

  • Het woord overtrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.