panama

Niet te verwarren met: panamá, Panama, Panamá

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  panama    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpanama/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pa·na·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘strooien hoed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1856 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord panama panama's
verkleinwoord panamaatje panamaatjes

Zelfstandig naamwoord

depanamam

  1. (hoofddeksel) type van hoed gevlochten uit de bladeren van de Carludovica palmata 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord panama staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.