fut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fut    (hulp, bestand)
  • IPA: /fʏt/
Woordafbreking
  • fut
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘energie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1813 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fut -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

defutv/m

  1. de benodigde energie en zin ergens voor
    • Hij heeft niet de fut om de afwas te doen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Hongaars

Uitspraak
  • Geluid:  fut    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfut/
Woordafbreking
  • fut

Werkwoord

fut

  1. rennen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.