piep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  piep    (hulp, bestand)
  • IPA: /pip/
Woordafbreking
  • piep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord piep piepen
verkleinwoord piepje piepjes

Zelfstandig naamwoord

depiepm [3] [4]

  1. een piepend geluid
stellend
onverbogen piep
verbogen (alleen
predicaat)

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

piep

  1. (informeel) piepjong

Tussenwerpsel

piep

  1. het geluid van sommige kleine diertjes
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
piepen

piep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piepen
    • Ik piep. 
  2. gebiedende wijs van piepen
    • Piep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piepen
    • Piep je? 

Gangbaarheid

  • Het woord piep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.