pijpzak

Nederlands

Niet te verwarren met: zakpijp
Uitspraak
  • Geluid:  pijpzak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pijp·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pijpzak pijpzakken
verkleinwoord pijpzakje pijpzakjes

Zelfstandig naamwoord

depijpzakm

  1. (muziekinstrument) zak om op te pijpen, doedelzak

Gangbaarheid

  • Het woord 'pijpzak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.