pine

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  pine    (hulp, bestand)
  • IPA: /paɪn/
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Ontwikkeld uit Middelengels pyne, ontleend aan Latijn pinus "pijnboom, denneboom"
  • [B][C] Ontwikkeld uit Oudengels *pīn, uit Germaans *pīnō (vergelijk Nederlands pijn), ontleend aan Latijn poena "pijnlijke bestraffing"
enkelvoud meervoud
pine pines

Zelfstandig naamwoord

[A] pine

  1. (coniferen) den

[B] pine

  1. hunkering, pijnlijk en intens verlangen naar iemand of iets

Werkwoord

[C] pine

  1. onovergankelijk ~ for: hunkeren naar
  2. overgankelijk (verouderd) tormenteren, kwellen
  3. overgankelijk (verouderd) bewenen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
  • Mogelijk een dialectvorm, bijv. Franc-comtois pigne, oorspronkelijk in de betekenis van "denneappel", uit Latijn pinea "id."

Zelfstandig naamwoord

pine v

  1. (spreektaal) pik, lul
    «Il est rentré la pine sous le bras.»
    Hij ging met hangende klootjes (letterlijk: met zijn lul onder zijn arm) naar huis. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.