pique

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /pik/
Woordafbreking
  • pique
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Ontleend aan Middelnederlands pike “lans met platte punt” (mod. piek), sinds 1290. [1]
  • [B] Naamwoord van handeling van het werkwoord piquer “prikken, hakken in”, ontleend aan Volkslatijn piccare prikken, hakken met een scherp punt” (uit Germaans, zie pikken). [2] [3]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pique     la pique     piques     les piques  

Zelfstandig naamwoord

[A] pique v

  1. (militair) lans, piek
  2. (heraldiek) piek
  3. m (kaartspel) schoppen
  4. (figuurlijk) piek, zenit, hoogste punt van de zon overdag

[B] pique v

  1. sneer, hatelijke opmerking

Werkwoord

vervoeging van
piquer

pique

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van piquer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van piquer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van pique

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
picar

pique

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
vervoeging van
picarse

pique

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.