pisang

Niet te verwarren met: piesang

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pisang    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpisɑŋ/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pi·sang
Woordherkomst en -opbouw
  • van Indonesisch pisang, in de betekenis van ‘banaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pisang pisangs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depisangv/m

  1. (fruit) vrucht van de bananenplant
  2. (bloemplanten) benaming voor planten uit het geslacht Musa , waaraan bananen groeien
    • LEYDEN den 26 February. Alhier word gedrukt, en staat eerstdaags uyttekomen: Carolo Linnei Med. Doct. MUSA CLIFFORTIANA. florens Hartecampi Ao. 1726 prope Harlemum, in 4to. Zynde dit het Gewas, dat by de Liefhebbers van Oranjeryen en Bygewassen bekent is onder den naam van PISANG.[2] 

depisangm

  1. (persoon) (informeel) vreemd persoon
    • Dat is maar een rare pisang, hoor. 
  2. (persoon) (informeel) iemand die ergens ernstig nadeel van ondervindt
    • Zo werd hij de pisang. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pisang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Atjehs

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (plantkunde),(voeding) banaan, naam voor enkele soorten grote planten uit het geslacht Musa  en hun vruchten

Banjar

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (fruit) banaan

Indonesisch

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (fruit) banaan

Maleis

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (fruit) banaan
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.