plakker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: plakker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈplɑkər / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- plak·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plakker | plakkers |
verkleinwoord | plakkertje | plakkertjes |
Zelfstandig naamwoord
de plakker m
- (vlinders) Lymantria dispar een nachtvlinder uit de familie van de donsvlinders (Lymantriidae )
- (beroep) iemand die behang aanbrengt
- Er werden plakkers en stukadoors gevraagd.
- (informeel), (persoon) iemand die te lang op zijn stoel blijft zitten en niet weg wil gaan
- In onze kroeg spelen ze bij sluitingstijd altijd een vreselijke smartlap op vol volume om de plakkers naar huis te sturen.
- (techniek), (materiaalkunde) een stukje materiaal dat door kleven op iets anders aangebracht wordt; ook bijv. bij medische toepassingen
- Heb je een plakker voor me? Mijn band is lek.
- Dit apparaat heeft plakkers voor op de borst.
- plakplaatje, sticker
- Wij verkopen leuke plakkers voor de versiering.
- (informeel), (verkeer) iemand die te dicht achter een ander voertuig rijdt, bumperklever
- Op de weg had ik een plakker achter me.
Hyperoniemen
Hyponiemen
- aardplakker, antisnoepplakker, dozenplakker, drugsplakker, kantoorplakker, klimaatplakker, museumplakker, softwareplakker, tepelplakker, wieltjesplakker, zwoelplakker
Gangbaarheid
- Het woord plakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plakker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ plakker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.