plusdochter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plusdochter    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈplʏzdɔxtər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • plus·doch·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plusdochter plusdochters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deplusdochterv

  1. (familie) vrouwelijk kind van een partner uit een eerdere relatie
     Ze trok zich terug uit de tv-wereld om voltijds moeder te worden. “Ik ben graag thuis met alle kinderen samen, ook mijn plusdochter Helena.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
  • vrouwelijke vorm van pluszoon

Gangbaarheid

  • Het woord 'plusdochter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “‘Pluskinderen’ klinkt beter dan ‘stiefkinderen’” (5 maart 2018) op vrttaal.net
  2. Weblink bron
    tdl
    “Voormalige Ketnet-presentatrice Sofie Van Moll vierde keer zwanger” (23 september 2018) op gva.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.