plus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plus    (hulp, bestand)
  • IPA: /plʏs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • plus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plusteken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1537 [1]

Voegwoord

plus

  1. en, daarbij
     Over mijn donsjas had ik mijn regenjas aangetrokken en ik lag met een regenbroek plus legging in mijn slaapzak te bibberen van de kou.[2]
  2. rekenkundige operatie
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • superplus
Afgeleide begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord plus plussen
verkleinwoord plusje plusjes

Zelfstandig naamwoord

plus m, o

  1. (wiskunde) +: teken voor (optelling van) positieve getallen
    • Deze plus zou een min moeten zijn. 
  2. overdrachtelijk: een voordeel
    • We moeten alle plussen en minnen eerst eens goed op een rijtje moeten zetten. 
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van
plussen

plus

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plussen
    • Ik plus. 
  2. gebiedende wijs van plussen
    • Plus! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plussen
    • Plus je? 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord plus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /plʊs/
  • Geluid:  plus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • plus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn

Bijwoord

plus

  1. (wiskunde) plus; groter dan nul
    «Wir haben heute Morgen plus 9 Grad Celsius.»
    's Ochtends is het plus 9 graden.
  2. (natuurkunde) plus; positief geladen
    «Der Strom fließt von plus nach minus.»
    De stroom vloeit van plus naar minus.
  3. plus; groter dan het gemiddelde of de middelwaarde
    «Dafür hast du eine Eins plus verdient.»
    Daarvoor heb je een 10 plus verdiend.
Antoniemen
  1. minus
  2. minus
  3. minus
Afgeleide begrippen
  • Plus
  • Pluspol
  • Pluspunkt

Meer informatie

Voegwoord

plus

  1. plus; en
    «Vier plus eins ergibt fünf.»
    Vier plus één geeft vijf.
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • Pluszeichen

Voorzetsel

plus

  1. plus; vermeerderd met (-)
    «Als tatsächliche Kosten muss man den Kaufpreis plus des Aufwands, der für die Beschaffung getrieben werden musste, ansehen.»
    Als de daadwerkelijke kosten moet men de koopprijs plus de uitgaven, die voor de aanschaf van iets gemaakt moeten worden, zien.
Synoniemen
  • zuzüglich
Antoniemen
Anagrammen

Pools

Uitspraak
  • IPA: /plus/
  • Geluid:  plus    (hulp, bestand)

Zelfstandig naamwoord

plus

  1. plus
Afgeleide begrippen
  • plusowy

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /plʊs/
Woordafbreking
  • plus

Zelfstandig naamwoord

plus monbezield

  1. (spreektaal)(wiskunde) plus; symbool om een positieve waarde of een optelling aan te geven
  2. (spreektaal) plus; een voordeel
  3. (economie) plus; een overwicht van inkomsten over uitgaven
    «Letošní rozpočet by měl skončit v plusu
    De begroting van dit jaar zou in de plus moeten eindingen.
Verbuiging
Synoniemen
  1. pozitivum o, klad monbezield, výhoda v, přednost v
  2. přebytek monbezield, černá čísla omv
Antoniemen
  1. minus monbezield / o, zápor monbezield, nevýhoda v
  2. deficit monbezield, červená čísla omv
Afgeleide begrippen
  • plusový

Meer informatie

Verwijzingen

    Zelfstandig naamwoord

    plus o

    1. (wiskunde) plus; symbool om een positieve waarde of een optelling aan te geven
    2. plus; een voordeel
    Verbuiging
    Synoniemen
    1. pozitivum o, klad monbezield, výhoda v, přednost v
    Antoniemen
    1. minus monbezield / o, zápor monbezield, nevýhoda v

    Verwijzingen

      Bijwoord

      plus

      1. (wiskunde) plus; groter dan nul
        «Denní teploty vystoupí na plus pět stupňů Celsia.»
        De dagtemperaturen stijgen naar plus vijf graden Celsius.
      2. plus; vermeerderd met (-)
        «Pět plus pět rovná se deset.»
        Vijf plus vijf is tien.
      Schrijfwijzen
      1. +
      Synoniemen
      1. a
      Antoniemen
      1. minus (bw.)
      2. minus (bw.), bez
      Typische woordcombinaties
      • plus minus
      Anagrammen

      Verwijzingen

        Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.