poster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  poster    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pos·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘aanplakbiljet’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • Naamwoord van handeling van posten met het achtervoegsel -er [2]
  • [2] van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord poster posters
verkleinwoord postertje postertjes

Zelfstandig naamwoord

deposterm

  1. iemand die iets post
  2. een papieren vel dat opgehangen wordt
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord poster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Turks

Woordafbreking
  • pos·ter
enkelvoud meervoud
nominatief   poster     posterler  
genitief   posterin     posterlerin  
datief   postere     posterlere  
accusatief   posteri     posterleri  
locatief   posterde     posterlerde  
ablatief   posterden     posterlerden  

Zelfstandig naamwoord

poster

  1. poster (decoratief of aandachttrekkend vel papier dat opgehangen wordt)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.