praline

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  praline    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pra·li·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bonbon’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
    eponiem: genoemd naar de kok van de Fransman Duplessis Praslin die de praline rond 1630 voor het eerst bereidde.
  • [2][3] de betekenisverschuiving is te danken aan de maker ervan, Jean Neuhaus Jr., die in Brussel voor het eerst medische snoepjes met een chocoladelaag aan de man bracht en in 1912 de eerste gevulde chocoladebonbons.
enkelvoud meervoud
naamwoord praline pralines
verkleinwoord pralinetje pralinetjes

Zelfstandig naamwoord

depralinev

  1. met suiker bedekte en gebrande amandel
  2. bonbon die bestaat uit een chocolade omhulsel, amandelcrème en suikerbrij, soms met een likeurtje erin
  3. bonbon in het algemeen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord praline staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

praline v

  1. suikeramandel
  2. (spreektaal) blauwe boon, kogel [1]
  3. (spreektaal) kittelaar, clitoris [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.