proteïne

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  proteïne    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pro·teï·ne
  • pro·te·ine
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘eiwitstof’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
  • In een brief van Jöns Jacob Berzelius aan Gerardus Johannes Mulder op 10 juli 1838 voorgesteld, naar analogie van fibrine en albumine, met het achtervoegsel -ine
enkelvoud meervoud
naamwoord proteïne proteïnen
proteïnes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deproteïnev/m

  1. (biochemie) eiwit (2)
Hyponiemen
  • glycoproteïne
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord proteïne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.