provinciaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  provinciaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pro·vin·ci·aal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord provinciaal provincialen
verkleinwoord provinciaaltje provinciaaltjes

Zelfstandig naamwoord

deprovinciaalm

  1. (pejoratief) plattelandsbewoner
  2. hoofd van een kloosterprovincie
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen provinciaalprovincialerprovinciaalst
verbogen provincialeprovincialereprovinciaalste
partitief provinciaalsprovincialers-

Bijvoeglijk naamwoord

provinciaal

  1. betrekking hebbend op een provincie als staatkundige of kerkelijke eenheid
  2. (pejoratief) bekrompen zoals in de provincie
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord provinciaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.