provincie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  provincie    (hulp, bestand)
  • IPA: /proˈvɪnsi/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /pro.ˈvɪn.si/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /pro.ˈvɪn.si/
Woordafbreking
  • pro·vin·cie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gewest’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord provincie provincies
provinciën
verkleinwoord provincietje provincietjes

Zelfstandig naamwoord

deprovinciev

  1. een staatkundig onderdeel van een land
    • Nederland heeft twaalf provincies. 
     Hoewel het bij mijn oudste dochter soms lastig was om een afspraak in haar drukke tieneragenda in te plannen, reden we samen naar Groningen om in mijn oude studentenhuis te logeren en zijn we bezig met een tour om in elke provincie een biefstuk te eten.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord provincie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.