quiz

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  quiz    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • quiz
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vraag- en antwoordspel’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord quiz quizzen
verkleinwoord quizje quizjes

Zelfstandig naamwoord

dequizm

  1. (spel) spel waarbij de deelnemers vragen moeten proberen te beantwoorden
    • Heeft u recentelijk met een quiz op televisie meegedaan? 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord quiz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /kwɪz/
Woordafbreking
  • quiz

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
quiz quizzes

quiz

  1. (spel) quiz

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /kwits/
Woordafbreking
  • quiz

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
quiz quiz

quiz m

  1. (spel) quiz

Spaans

Zelfstandig naamwoord

quiz m

  1. (spel) quiz
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.