roam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roam    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • roam
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels

Werkwoord

vervoeging van
roamen

roam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roamen
    • Ik roam. 
  2. gebiedende wijs van roamen
    • Roam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roamen
    • Roam je? 

Gangbaarheid

  • Het woord roam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  roam (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /rəʊm/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelengelse woord romen.
enkelvoud meervoud
roam roams

Zelfstandig naamwoord

roam

  1. omzwerving, (het) zwerven
vervoeging
onbepaalde wijs to  roam 
he/she/it  roams 
verleden tijd  roamed 
voltooid
deelwoord
 roamed 
onvoltooid
deelwoord
 roaming 
gebiedende wijs  roam 

Werkwoord

roam

  1. onovergankelijk dolen, dwalen, omzwerven, ronddolen, ronddwalen, zwerven
    «It was Jim's wish his ashes to be scattered to the sea to roam the South Pacific.»
    Het was Jims wens dat zijn as in de zee verstrooid werd om in de zuidelijke Stille Zuidzee rond te zwerven.
  2. onovergankelijk rondreizen, rondtrekken, trekken [3]
  3. overgankelijk landlopen, rondzwalken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • freedom to roam
  • roamer
Uitdrukkingen en gezegden
  • roam about
onovergankelijk omzwalken, ronddolen, rondhangen
  • roam around
onovergankelijk rondtrekken, rondstruinen
  • to roam the world
door de werled zwerven / over de wereld zwerven
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.