rododendron

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rododendron    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ro·do·den·dron
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘heester’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1777 [1] [2]
  • uit het Oudgrieks: ῥόδον (rhódon) = "roos"; δένδρον (déndron) = "boom"
enkelvoud meervoud
naamwoord rododendron rododendrons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

derododendronm

  1. (bloemplanten) een geslacht Rhododendron  van 600 tot 1000 planten (afhankelijk van de taxonomische opvatting) in de heidefamilie (Ericaceae ). Dit omvangrijke geslacht is onderverdeeld in een aantal ondergeslachten
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rododendron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.