ruwbouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruwbouw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrywbɑu/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ruw·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ruwbouw -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deruwbouwm

  1. (bouwkunde) het opbouwen van een bouwwerk, voordat installaties en afwerking worden aangebracht
  2. (bouwkunde) bouwwerk waarvan de constructie staat, maar dat nog afgewerkt moet worden
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ruwbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.