sax

Niet te verwarren met: Sax

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sax    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɑks/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • sax
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sax saxen
verkleinwoord saxje saxjes

Zelfstandig naamwoord

desaxm

  1. (muziek) blaasinstrument in de vorm van een S-vormige, breder wordende buis met kleppen, aangeblazen met een riet
    • Sleutelaar speelde sax in een jazzbandje, croonde ook daarbij. [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord sax (saxen)
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetsaxo

  1. (verouderd) (straattaal) lang mes

Gangbaarheid

  • Het woord sax staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • sax

Zelfstandig naamwoord

sax enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     sax     saxen     saxar     saxarna  
  genitief     sax     saxens     saxars     saxarnas  

sax

  1. (gereedschap) schaar

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.