scan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scan    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • scan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scan scans
verkleinwoord scannetje scannetjes

Zelfstandig naamwoord

descanm

  1. het scannen
  2. het resultaat van voornoemde handeling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
scannen

scan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scannen
    • Ik scan. 
  2. gebiedende wijs van scannen
    • Scan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scannen
    • Scan je? 

Gangbaarheid

  • Het woord scan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  scan 
he/she/it  scans 
verleden tijd  scanned 
voltooid
deelwoord
 scanned 
onvoltooid
deelwoord
 scanning 
gebiedende wijs  scan 
enkelvoud meervoud
scan scans
Uitspraak
  • IPA:

Werkwoord

scan

  1. overgankelijk scannen

Zelfstandig naamwoord

scan

  1. scan

Verwijzingen

  1. scan, Online Etymology Dictioanry

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /skɛn/
Woordafbreking
  • scan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

scan monbezield

  1. scan; het resultaat van scannen
Verbuiging
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • scanovat imperfectief
Verwante begrippen
  • skenovaný
  • skenovat imperfectief
  • skenující

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.