scharnier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scharnier    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxɑrˈnir/
Woordafbreking
  • schar·nier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beweeglijke verbinding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1732 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord scharnier scharnieren
verkleinwoord scharniertje scharniertjes

Zelfstandig naamwoord

hetscharniero

  1. een draaibaar verbindingsstuk tussen twee voorwerpen
    • Ik zal dat piepende scharnier eens een drupje olie geven. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • bolscharnier, kogelscharnier, oplegscharnier, pianoscharnier
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Naam met scharnieren.

  • Jan Vermast van Gelderzande tot Machelen.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
scharnieren

scharnier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharnieren
    • Ik scharnier. 
  2. gebiedende wijs van scharnieren
    • Scharnier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharnieren
    • Scharnier je? 

Gangbaarheid

  • Het woord scharnier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.