scheepslieden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scheepslieden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxepslidə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • scheeps·lie·den
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheepslieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

descheepsliedenmv

  1. (beroep) (scheepvaart) mensen die deel uitmaken van de bemanning van een vaartuig
     Naast schriftelijke bronnen heeft hij z’n best gedaan om zeelieden over hun taalgebruik te ondervragen, dat ging niet altijd even makkelijk. Bij het woord bakboord verzucht hij, na een (achterhaalde) herkomstverklaring: „Een betere uitleg heb ik niet kunnen bedenken en als je het aan de scheepslieden vraagt, antwoorden die alleen maar dat zij zich niet bezighouden met het uitleggen van de herkomst van woorden.”[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'scheepslieden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Ewoud Sanders
    “Het leukste zeemanswoordenboek ooit” (21 november 2011) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.