scratch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  scratch    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • scratch

Werkwoord

vervoeging van
scratchen

scratch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scratchen
    • Ik scratch. 
  2. gebiedende wijs van scratchen
    • Scratch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scratchen
    • Scratch je? 

Gangbaarheid

  • Het woord scratch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie


Duits

Uitspraak
  • IPA: / skʀæʧ /
Woordafbreking
  • scratch
Woordherkomst en -opbouw
  • Een ontlening van het Engelse scratch in de zin van "achterste startlijn bij handicapkoersen".

Bijwoord

scratch

  1. (golf) zonder richtlijn
    «Der Spieler mit dem tiefsten Handicap spielt scratch
    De speler met de laagste handicap speelt zonder richtlijn.

Werkwoord

scratch

  1. gebiedende wijs enkelvoud van scratchen
Afgeleide begrippen
  • Scratchspieler, Scratchspielerin

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  scratch (US)    (hulp, bestand)
vervoeging
onbepaalde wijs to  scratch 
he/she/it  scratches 
verleden tijd  sratched 
voltooid
deelwoord
 scratched 
onvoltooid
deelwoord
 scratching 
gebiedende wijs  scratch 

Werkwoord

scratch

  1. onovergankelijk krassen, krabben
  2. onovergankelijk scharrelen
  3. onovergankelijk zich terugtrekken
  4. overgankelijk bekrassen
  5. overgankelijk (zich) schrammen
  6. overgankelijk doorhalen, schrappen
  7. overgankelijk afschrapen, schrapen
enkelvoud meervoud
scratch scratchs

Zelfstandig naamwoord

scratch

  1. kras
  2. schram
  3. krabbeltje
  4. (spel) deelnemer of kandidaat die helemaal niet is gestart
  5. (spel) startstreep
  6. (spel) (bij het biljarten) geluksstoot, toevallige of foute bal
  7. (informeel) kladblok
  8. (informeel), (financieel) geld, lening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.