seminar

Uitspraak

• Geluid:  seminar    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈseminɑr / (3 lettergrepen); /ˈsɛmɪnɑːr/

Woordafbreking

• se·mi·nar

Woordherkomst en -opbouw

• via Engels seminar van Duits Seminar, het laatste van Latijn seminarium

Zelfstandig naamwoord

het seminar o

1. studiebijeenkomst van één of meer dagen over een vraagstuk en mogelijke oplossingen

Gangbaarheid

• Het woord seminar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "seminar" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

seminar

1. seminarie
2. colloquium, wekelijkse presentatieserie

Uitspraak

• [zelfstandig naamwoord] IPA: /seminar/
• [bijvoeglijk naamwoord] IPA: /səminar/

Woordafbreking

• se·mi·nar

Woordherkomst en -opbouw

• [zelfstandig naamwoord] van het Nederlands seminar
• [bijvoeglijk naamwoord] uit sinar "lichtstraal, schijnsel" met het invoegsel -em- dat kan wijzen op een kenmerkende eigenschap die bij uitstek tot uitdrukking komt

Zelfstandig naamwoord

seminar

1. seminar

Bijvoeglijk naamwoord

seminar

1. (klassiek) stralend

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / semɪˈnɑːɾ /

Woordafbreking

• se·mi·nar

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamnaamwoorden arbeid en møte met het invoegsel -s-

Zelfstandig naamwoord

seminar, o

1. seminar, themadag, werkvergadering, workshop ^[2]

Verwijzingen

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / semɪˈnɑːɾ /

Woordafbreking

• se·mi·nar

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamnaamwoorden arbeid en møte met het invoegsel -s-

Zelfstandig naamwoord

seminar, o

1. seminar, themadag, werkvergadering, workshop ^[1]

Verwijzingen