sidderaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sidderaal (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsɪdərˌal / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- sid·der·aal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sidder ww en aal zn [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sidderaal | sidderalen |
verkleinwoord | sidderaaltje | sidderaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
de sidderaal m
- (straalvinnigen) bepaald soort grote, palingachtige vis die zware stroomstoten kan afgeven, Electrophorus electricus
Hyperoniemen
- mesalen, mesaalachtigen, meervallen en karperachtigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sidderaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sidderaal" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sidderaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.