slash

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slash    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slash
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels.
    • In de betekenis van ‘nevenschikkend voegwoord: of’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1999 [1].
    • In de betekenis van ‘typografisch teken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1992 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord slash slashes
verkleinwoord slashje slashjes

Zelfstandig naamwoord

deslashm

  1. (typografie) een schuine streep
    • Op het toetsenbord staat een slash. 

Gangbaarheid

  • Het woord slash staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  slash (AU)    (hulp, bestand)
  • IPA:
Woordherkomst en -opbouw
  • Bekend sinds ca. 1540; mogelijk van Frans esclachier.[1]

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  slash 
he/she/it  slashes 
verleden tijd  slashed 
voltooid
deelwoord
 slashed 
onvoltooid
deelwoord
 slashing 
gebiedende wijs  slash 

slash

  1. onovergankelijk om zich heen hakken/slaan
  2. overgankelijk hakken [1], houwen
  3. overgankelijk snijden
  4. overgankelijk, (economie) de prijzen sterk verlagen
  5. overgankelijk kapittelen, scherp/zwaar bekritiseren

Zelfstandig naamwoord

slash

enkelvoud meervoud
slash slashes
  1. houw, houwbeweging
  2. snee, snede
  3. (economie) sterke prijsverlaging
  4. (sport) (bij bijv. cricket of hockey) wilde slagbeweging
  5. (typografie) slash, schuine streep, slashteken
  6. (bosbouw), (AE) afval dat overblijft bij het houthakken
  7. (anatomie), (vulgair) spleet [2], vulva
Afgeleide begrippen
  • slash-and-burn, slasher, slashing, slashy, slash fiction

Verwijzingen

  1. slash, Online Etymology Dictionary
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.