snede

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snede    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsnedə/
Woordafbreking
  • sne·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snede sneden
(snedes)
verkleinwoord sneetje sneetjes

Zelfstandig naamwoord

desnedev/m

  1. scherpte, de kant waarmee gesneden wordt
  2. snee, iets wat gesneden is
    1. (voeding) (kookkunst) moot, plak, schijf, snee
    2. (landbouw) oogst van een gewas dat meerdere keren per jaar geoogst wordt
  3. snee, plaats van doorsnijding
    1. (bij boeken) kant waar gestapelde pagina's van elkaar zijn losgesneden
  4. (vulgair) vagina
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  1. «op het scherp van de snede»
    [1] (bij een tweestrijd) met uiterste inzet
  • Dit is de oorspronkelijke uitdrukking, met scherp als zelfstandig naamwoord dat op zichzelf al het dunste deel aangeeft. In het taalgebruik is scherp ook wel opgevat als bijvoeglijk naamwoord, waarvan de overtreffende trap gebruikt wordt: scherpst van de snede.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord snede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.