bosbouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bosbouw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔsbɑuw/
Woordafbreking
  • bos·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosbouw -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debosbouwm

  1. (bosbouw) het systematisch bosbeheer (teelt en verzorging van bossen) voor de productie van hout
    • Landbouw, bosbouw en visserij. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bosbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.