bosbouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bosbouw (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbɔsbɑuw/
Woordafbreking
- bos·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos en bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbouw | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bosbouw m
- (bosbouw) het systematisch bosbeheer (teelt en verzorging van bossen) voor de productie van hout
- Landbouw, bosbouw en visserij.
Synoniemen
- boswezen
- houtteelt
- houtvesterij
Afgeleide begrippen
|
|
|
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bosbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bosbouw" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.