slipper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slipper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • slip·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘pantoffel zonder hiel’ voor het eerst aangetroffen in 1935 [1]
  • Naamwoord van handeling van slippen met het achtervoegsel -er [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord slipper slippers
verkleinwoord slippertje slippertjes

Zelfstandig naamwoord

deslipperm [5] [6] [7]

  1. (schoeisel) licht schoeisel zonder of met open hiel
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord slipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • slip·per
Naar frequentie 1037

Werkwoord

slipper

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slippe

Zelfstandig naamwoord

slipper, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van slip

Zelfstandig naamwoord

slipper

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van slippe

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʃlipəɾ /
Woordafbreking
  • slip·per
Naar frequentie 789

Werkwoord

slipper

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slippe
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

slipper

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van slipp
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.