slip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slip    (hulp, bestand)
  • IPA: /slɪp/
Woordafbreking
  • slip
Woordherkomst en -opbouw
A enkelvoud meervoud
naamwoord slip slips
verkleinwoord slipje slipjes

Zelfstandig naamwoord

[A]deslipm

  1. (kleding) kort, strak onderbroekje zonder pijpen
    • In dezelfde lijn zijn eveneens een klassieke beugelbeha, een bustier met couture-look, een slip en een string verkrijgbaar. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • [1]: damesslip, eisprongslip, herenslip, heupslip, omaslip, ovulatieslip, tangaslip, vrouwenslip
  • [2]: loonslip, meetslip
Vertalingen
B enkelvoud meervoud
naamwoord slip slippen
verkleinwoord slipje slipjes

Zelfstandig naamwoord

[B]deslipv/m

  1. punt van een stof die naar beneden hangt
  2. drukproef op stroken, nog niet in de vorm van bladzijden
  3. afrekening (cijfers op een strook papier)
  4. (Suriname) envelopje, zoals gebruikt om uit te betalen loon in te doen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
C enkelvoud meervoud
naamwoord slip slips
verkleinwoord slipje slipjes

Zelfstandig naamwoord

[C]deslipm

  1. glijdende beweging als wrijvingskracht wegvalt
  2. slingerend glijdende beweging doordat wielen of voeten hun grip op de bodem verliezen
  3. (visserij) onderdeel van een werphengel
  4. geen meervoud krachtverlies door wrijving binnen een draaiend werktuig
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: in een slip raken
(van een auto of motor) slippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
slippen

[C] slip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slippen
    • Ik slip. 
  2. gebiedende wijs van slippen
    • Slip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slippen
    • Slip je? 

Gangbaarheid

  • Het woord slip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  slip (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /slɪp/
enkelvoud meervoud
slip slips

Zelfstandig naamwoord

slip

  1. uitglijding
  2. vergissing
  3. (kleding) onderjurk, nachtjapon, op de huid gedragen kledingstuk dan een vrouw snel kan aantrekken
vervoeging
onbepaalde wijs to  slip 
he/she/it  slips 
verleden tijd  slipped 
voltooid
deelwoord
 slipped 
onvoltooid
deelwoord
 slipping 
gebiedende wijs  slip 

Werkwoord

slip

  1. uitglijden
  2. glijden

Gangbaarheid

100 %van de Amerikanen;
100 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be

Pools

Uitspraak
  • IPA: /slʲip/

Zelfstandig naamwoord

slip m

  1. scheepshelling, trailerhelling
Verwante begrippen
  • slipować imperfectief

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /slɪp/
Woordafbreking
  • slip

Zelfstandig naamwoord

slip monbezield

  1. scheepshelling, trailerhelling
Verbuiging
Gelijkklinkende woorden

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.