spang

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spang    (hulp, bestand)
  • IPA: /spɑŋ/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • spang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spang spangen
verkleinwoord spangetje spangetjes

Zelfstandig naamwoord

[A]despangv/m

  1. metalen haarband
  2. metalen speld
  3. gesp, haak
Synoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen spang
verbogen spange

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

[B] spang

  1. (jongerentaal) lekker, mooi
    • Deze roti is echt spang, wie heeft dit gemaakt?. 
    • De vibe op dat feest was echt spang. 
     De kipworst is net klaar. Haar dochter, die ook in de keuken werkt, proeft ervan. Volgens haar is het heel spang (lekker).[3]

Gangbaarheid

  • Het woord spang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
49 %van de Nederlanders;
21 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. spang op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron Gearchiveerde versie
    Patricia Jacob
    “Surinaams lunchen bij De Buitenvrouw in BoLo” (8 november 2021) op dewestkrant.nl
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.