span
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: span (hulp, bestand)
- IPA: / spɑn / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- span
Woordherkomst en -opbouw
- o naamwoord van handeling van spannen ww [1] [2]
- [1] (verkorting) van verouderd gespan, in de betekenis van ‘voorgespannen dieren, wagen met bespanning’ aangetroffen vanaf [3]
- [2] omdat trekdieren meestal paarsgewijs werden ingespannen
- [3] omdat het geraamte van een vlieger zijn stevigheid krijgt door een touw dat er strak omheen wordt getrokken [4]
- v/m: van Middelnederlands spanne, naamwoord van handeling van spannen ww
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | span | spannen |
verkleinwoord | spannetje | spannetjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] het span o
- (landbouw) (verkeer) geheel van trekdieren die samen zijn aangespannen voor een voertuig of landbouwwerktuig
- twee personen die gewoonlijk samen bepaalde bezigheden verrichten
- (Suriname) geraamte van een vlieger
de span v / m
- oude (niet-metrische) lengtemaat: de afstand tussen de toppen van duim en pink van de uitgestrekte hand (gesteld op 22,86 cm)
- (verouderd) sieraad in de vorm van een haarband, speld of gesp
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- spic en span (alleen naar de vorm)
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
spannen |
span
Gangbaarheid
- Het woord span staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "span" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[8] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ span op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 "span" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Renata de Bies e.a.“Woordenboek van de Surinaamse Bijdrage aan het Nederlands” (2008), ISBN 9991420363, p. 134 kol. 1
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ span (lengtemaat) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: span (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /spæn/
Zelfstandig naamwoord
span
Werkwoord
span
- verleden tijd van spin
Synoniemen
- spun
Citaten
- When Adam delved and Eve span, who was then a gentleman?Toen Adam spitte en Eva spon, wie was er toen een edelman?[1]
Gangbaarheid
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "span" herkend door:
100 % | van de Amerikanen; |
97 % | van de Britten.[2] |
Verwijzingen
- ↑ citaat uit een preek van de 14e-eeuwse Engelse priester John Ball
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Surinaams
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- van Nederlands spannen ww
Werkwoord
span
- aanspannen, uitspannen, strak trekken
- laden (van een vuurwapen)
Synoniemen
- [2] lai ww
Zelfstandig naamwoord
span
Bijvoeglijk naamwoord
span
- strak, vol geladen
- geladen
- spannend
- (figuurlijk) boos
Synoniemen
- [4] mandi
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] mi bere spanik heb nu ruim voldoende gegeten; ik heb mijn bekomst (letterlijk: mijn buik is vol)
- [4] no span
IJslands
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
span
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.