strak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  strak    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • strak
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘erg goed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1987 [1]
  • In de betekenis van ‘niet plooiend, star’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1400 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen strakstrakkerstrakst
verbogen strakkestrakkerestrakste
partitief straksstrakkers-

Bijvoeglijk naamwoord

strak

  1. (kleding) nauwzittend, zonder plooien, glad
    • Ze draagt een wit T-shirt boven een strakke spijkerbroek. 
  2. (van gezichtsuitdrukking e.d.) onaangedaan, stoïcijns, zonder blijk te geven van emotie
    • Met een strak gezicht houdt hij vol dat hij het niet gedaan heeft. 
  3. streng, strikt, zonder dat er veel vrijheid wordt geboden
    • In zijn huis gelden strakke regels. 
    • De sporter werkt volgens een strak schema. 
  4. (kunst), (mode) zonder franje, rechttoe rechtaan
    • Die kunststroming wordt gekenmerkt door functionaliteit en strakke vormgeving. 
  5. (economie) met weinig financiële ruimte, krap
  6. (informeel) helemaal in orde
    • Wow, wat een strak idee! 
Synoniemen
Vertalingen

Bijwoord

strak

  1. zonder onregelmatigheden
     De strak opgemaakte kamer wist ik in no time te transformeren tot een stinkende rotzooi.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord strak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.